Brussels Gewest financiert 12 projecten rond gemeentelijke sportinfrastructuur

Persbericht

Als antwoord op verschillende interpellaties heeft Bernard Clerfayt, de Brusselse minister verantwoordelijk voor de gemeentelijke sportinfrastructuur, herinnerd aan het beleid dat gevoerd wordt om het gemeentelijke aanbod in het Brussels Gewest te verbeteren.

Sport is een belangrijk maatschappelijk gegeven: zij leidt tot sociaal contact, brengt mensen bijeen, is vormend en zorgt voor persoonlijke ontwikkeling. Sport draagt bij aan een goede algemene gezondheid, stimuleert het zelfvertrouwen en brengt de burgers veel van de waarden bij die essentieel zijn voor het maatschappelijke leven.

Om die reden hebben zowel burgers als beleidsmakers steeds meer interesse voor sport.

Bijgevolg kondigde de vorige regering aan een bedrag van 47 miljoen euro uit te trekken over een periode van drie jaar. Deze aankondiging gebeurde echter net voor het einde van de legislatuur en kon dus nooit concreet uitgevoerd worden door een gebrek aan budget.

Daarom heeft de huidige regering sinds haar inhuldiging bijna 10 miljoen euro vrijgemaakt om de renovatie van synthetische sportterreinen op te starten en te voltooien.

Tegelijk heeft de regering de projectoproep “Demografische boom” uitgeschreven voor een bedrag van 60 miljoen euro. Deze oproep werd gelanceerd in juni 2020 en de gemeenten dienden 71 projecten in. Twaalf van deze projecten betreffen rechtstreeks de gemeentelijke sportinfrastructuur: een sportzaal in Neerpede in Anderlecht, een andere in Molenbeek, de renovatie van het zwembad Victor Boin in Sint-Gillis en van het zwembad Neptunium in Schaarbeek, de modernisering van de sportsites Terdelt en Wahis in Schaarbeek, het ventilatiesysteem van het zwembad Sportcity in Sint-Pieters-Woluwe en de renovatie van de atletiekpiste in het stadium Fallon in Sint-Lambrechts-Woluwe.

“Sport is altijd een prioriteit geweest. En in de toekomst zullen we blijven investeren in sport ten dienste van de burgers. Sport is immers het instrument voor integratie bij uitstek dat sterke waarden als respect, verdraagzaamheid en inzet in zich draagt. En het sporten zelf, in groep of individueel, moet een recht voor alle burgers worden”, besluit de Brusselse minister.

Bij de analyse van alle gewestelijke financiële bedragen die worden overgedragen aan de gemeenten en die kunnen dienen om gemeentelijke sportinfrastructuur te financieren, stellen we bovendien vast dat deze bedragen niet verminderd werden. De algemene dotatie aan de gemeenten werd verhoogd en wordt jaarlijkse geïndexeerd. De gemeentelijke autonomie, een principe dat in de grondwet werd vastgelegd, geeft de gemeenten evenwel de mogelijkheid keuzes te maken en zelf hun prioriteiten voor de uit te voeren werven te bepalen.

Desalniettemin blijft sport een bevoegdheid die bijzonder versnipperd is tussen de Federatie Wallonië-Brussel en de FGC – beide bevoegd voor de clubsporten – en het Brussels Gewest – enkel bevoegd voor de gemeentelijke sportinfrastructuur. “Zal de verbetering van het beleid voor de sportsector leiden tot een heroverweging van het beheer van deze bevoegdheid? Ik pleit voor het hergroeperen van de bevoegdheden die verband houden met sport, op één enkel machtsniveau. Laten we het tegenovergestelde standpunt innemen van de meest recente staatshervorming, die zich beperkt heeft tot het behoud van de versnippering van deze bevoegdheid op het grondgebied van het Brussels Gewest”, aldus Bernard Clerfayt. Wordt vervolgd...

Meer info?
Pauline Lorbat – 0485 89 47 45

Duidelijke criteria voor eretitels

Actualiteit
écharppe mayorale

“Aangezien de aangelegenheid met betrekking tot de eretitels over verschillende federale teksten verspreid zat, moesten we de voorwaarden en de procedure samenbrengen in één tekst, die leesbaarder is en geen verouderde bepalingen meer bevat; de federale wetgeving dateert immers van 1980. Het was eveneens de gelegenheid om de toekenning van de titel aan een overleden burgemeester mogelijk te maken, alsook aan een plaatsvervangend burgemeester”, preciseert Bernard Clerfayt. Op zijn voordracht heeft de Brusselse Regering in eerste lezing een ontwerp van besluit goedgekeurd tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden voor een eretitel aan burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden.

Onlangs in het nieuws…

In augustus 2017 kreeg Willy Decourty de titel van ereburgemeester. Na bijna 14 jaar burgemeester van de gemeente Elsene te zijn geweest, mocht Willy Decourty deze eretitel dragen. Recenter is Eric Tomas, de voormalige burgemeester van Anderlecht, eveneens ereburgemeester geworden.

Een bevoegdheid die intussen gewestelijk is

Om deze titel te kunnen genieten, moet er voldaan worden aan bepaalde voorwaarden die tot nu toe vastgesteld werden door federale wetgeving. Aangezien deze competentie voortaan onder de Brusselse Regering valt, is zij tot een akkoord gekomen over een nieuw ontwerp van besluit dat dient om deze voorwaarden in verband met het dragen van eretitels zo goed mogelijk te vereenvoudigen en samen te vatten.

De titelvoerende burgemeesters kunnen aldus de titel van ereburgemeester aanvragen na de functie gedurende 10 jaar te hebben uitgeoefend, of gedurende 6 jaar op voorwaarde dat zij, in dezelfde gemeente, voorafgaand aan hun functie als burgemeester, gedurende minstens 6 jaar een schepenambt of gedurende minstens 12 jaar een mandaat van gemeenteraadslid hebben uitgeoefend.

Wat de ereschepenen betreft: zij moeten de post minstens 10 jaar hebben bekleed, of 6 jaar op voorwaarde dat zij voordien een mandaat als gemeenteraadslid in diezelfde gemeente hebben uitgeoefend gedurende minstens 12 jaar.

En gemeenteraadsleden ten slotte moeten minstens 18 jaar hun functie hebben bekleed om de titel te krijgen.

Nieuwigheden voor de eretitels

Het besluit bevat twee nieuwigheden. De eerste betreft de mogelijkheid om de eretitel toe te kennen aan de uittredende plaatsvervangend burgemeester. Dat is de schepen die de burgemeester vervangt, omdat die laatste minister of staatssecretaris geworden is. Hij zal de titel van ereburgemeester mogen dragen als hij de functie gedurende 10 jaar heeft uitgeoefend (tegenover 6 jaar voor de titelvoerend burgemeester). De uittredende plaatsvervangend burgemeester moet het schepenambt ook gedurende minstens 6 jaar of het mandaat van gemeenteraadslid minstens 12 jaar hebben uitgevoerd.

De tweede nieuwigheid betreft de mogelijkheid voor de familie en de naasten om, in geval van overlijden van de betrokkene, een verzoek voor de toekenning van de titel in te dienen.

In het geval van een samenvoeging, een aanhechting of een aanpassing van de grenzen van de gemeenten is een versoepeling van de basisregel voorzien. Voor de titelvoerend burgemeester worden de 6 vereiste jaren in functie dan verminderd tot 5 jaar, en voor de schepen die plaatsvervangend burgemeester is, tot 8 jaar.

Het ontwerp van besluit wordt nu ter advies voorgelegd aan de Raad van State en vervolgens ter goedkeuring aan de Brusselse Regering.

Brussels Gewest bepaalt regels voor eretitels

Persbericht

Op voordracht van Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen, heeft de Brusselse Regering in eerste lezing een ontwerp van besluit goedgekeurd tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden voor een eretitel aan burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden.

 

In augustus 2017 kreeg Willy Decourty de titel van ereburgemeester. Na bijna 14 jaar burgemeester van de gemeente Elsene te zijn geweest, kreeg Willy Decourty bijgevolg de mogelijkheid om deze eretitel te dragen. Recenter is Eric Tomas eveneens ereburgemeester.

Om deze titel te kunnen genieten, moet er uiteraard voldaan worden aan bepaalde voorwaarden die tot nu toe vastgesteld werden door federale wetgeving. Aangezien deze competentie voortaan onder de Brusselse Regering valt, is zij tot een akkoord gekomen over een nieuw ontwerp van besluit dat dient om deze voorwaarden zo goed mogelijk te vereenvoudigen en samen te vatten.

De titelvoerende burgemeesters kunnen aldus de titel van ereburgemeester aanvragen na de functie gedurende 10 jaar te hebben uitgeoefend, of gedurende 6 jaar op voorwaarde dat zij, in dezelfde gemeente, voorafgaand aan hun functie als burgemeester, gedurende minstens 6 jaar een schepenambt of gedurende minstens 12 jaar een mandaat van gemeenteraadslid hebben uitgeoefend.

Wat de ereschepenen betreft: zij moeten de post minstens 10 jaar hebben bekleed, of 6 jaar op voorwaarde dat zij voordien een mandaat als gemeenteraadslid in diezelfde gemeente hebben uitgeoefend gedurende minstens 12 jaar.

En gemeenteraadsleden ten slotte moeten minstens 18 jaar hun functie hebben bekleed om de titel te krijgen.

Het besluit bevat twee nieuwigheden. De eerste betreft de mogelijkheid om de eretitel toe te kennen aan de uittredende plaatsvervangend burgemeester. Dat is de schepen die de burgemeester vervangt, omdat die laatste minister of staatssecretaris geworden is. Hij zal de titel van ereburgemeester mogen dragen als hij de functie gedurende 10 jaar heeft uitgeoefend (tegenover 6 jaar voor de titelvoerend burgemeester). De uittredende plaatsvervangend burgemeester moet het schepenambt ook gedurende minstens 6 jaar of het mandaat van gemeenteraadslid minstens 12 jaar hebben uitgevoerd.

De tweede nieuwigheid betreft de mogelijkheid voor de familie en de naasten om, in geval van overlijden van de betrokkene, een verzoek voor de toekenning van de titel in te dienen.

In het geval van een samenvoeging, een aanhechting of een aanpassing van de grenzen van de gemeenten, is een versoepeling van de basisregel voorzien. Voor de titelvoerend burgemeester worden de 6 vereiste jaren in functie dan verminderd tot 5 jaar, en voor de schepen die plaatsvervangend burgemeester is, tot 8 jaar.

“Aangezien de aangelegenheid met betrekking tot de eretitels over verschillende federale teksten verspreid zat, moesten we de voorwaarden en de procedure samenbrengen in één tekst, die leesbaarder is en geen verouderde bepalingen meer bevat; de federale wetgeving dateert immers van 1980. Het was eveneens de gelegenheid om de toekenning van de titel aan een overleden burgemeester mogelijk te maken, alsook aan een plaatsvervangend burgemeester”, stelt Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen.

Het ontwerp van besluit wordt nu ter advies voorgelegd aan de Raad van State en vervolgens ter goedkeuring aan de Brusselse Regering.

Meer info?
Pauline Lorbat – 0485 89 47 45

Premie van 500 euro voor ambtenaren van gemeenten en OCMW

Persartikel

Uittreksel uit het artikel verschenen in Bruzz

[…] "Het is meer dan 12 jaar geleden dat de lonen van de plaatselijke ambtenaren werden opgewaardeerd. En voor de hoogste niveaus meer dan 20 jaar geleden. Ze staan niet op gelijke voet met de ambtenaren van de andere machtsniveaus. Tal van gemeentelijke ambtenaren ruilen het plaatselijke niveau voor de gewestelijke of federale overheidsdiensten", aldus minister Clerfayt. Voor deze legislatuur wordt ruim 170 miljoen vrijgemaakt: 15 miljoen dit jaar, 22,5 miljoen in 2021, 33,8 miljoen in 2022, 45 miljoen in 2023 en 56,3 miljoen in 2024.

[…] Zoals bij de vorige opwaarderingen zal een deel van de premie ten laste zijn van de werkgevers van de plaatselijke ambtenaren, namelijk de gemeenten. "Het Gewest is nog nooit zo massaal tussengekomen voor de gemeentelijke medewerkers. In 2020 nemen we bijna 87% van de kosten van de maatregel op ons. En van 2021 tot 2024 zullen we bijdragen voor 75% van de totale kosten", besluit minister Clerfayt.

[…]

Lees meer op de website

Werk van werknemers gemeenten en OCMW’s opwaarderen

Actualiteit
Werk van werknemers gemeenten en OCMW’s opwaarderen

Alle ambtenaren die werken bij de Brusselse plaatselijke besturen (werknemers van de gemeenten en OCMW’s), krijgen een eenmalige premie van 500 euro toegekend. Op die manier wordt de koopkracht van bijna 30.000 ambtenaren versterkt.

“Het is meer dan 12 jaar geleden dat de lonen van de werknemers van de gemeenten en van de OCMW’s werden opgewaardeerd. En voor de hoogste niveaus meer dan 20 jaar geleden. Resultaat: tal van gemeentelijke ambtenaren ruilen het plaatselijke niveau voor de gewestelijke of federale overheidsdiensten. Bijgevolg heeft de Brusselse Regering zich ertoe verbonden om in 2020 15 miljoen euro vrij te maken, alsook 22,5 miljoen euro in 2021, 33,8 miljoen euro in 2022, 45 miljoen euro in 2023 en 56,3 miljoen euro in 2024, of ruim 170 miljoen euro over de hele legislatuur”, stelt Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen.

Eenmalige premie in 2020

In 2020 wordt de 15 miljoen euro omgezet in een eenmalige premie van 500 euro voor de zowat 30.000 werknemers van de gemeenten en de OCMW’s. Waarom? Om te vermijden dat er nieuwe salarisschalen met terugwerkende kracht moeten worden goedgekeurd die een omslachtige herziening van de salarissen door de gemeentelijke personeelsdiensten vereisen. De verdeling van de 15 miljoen euro tussen de gemeenten is gebeurd op basis van het aantal voltijdsequivalenten.

Zoals bij de vorige opwaarderingen zal een deel van de premie ten laste zijn van de werkgevers van de plaatselijke ambtenaren, namelijk de gemeenten. Zij hebben zich nooit verzet tegen hun bij te dragen aandeel. Integendeel: 18 van de 19 gemeenten hebben, door middel van een in de gemeenteraad goedgekeurde motie, geoordeeld dat de looneisen legitiem waren. Zij hebben zich er dan ook onvermijdelijk toe verbonden om een deel ervan te financieren.

“Het Gewest is nog nooit zo massaal tussengekomen voor de gemeentelijke medewerkers. In 2020 nemen we bijna 87% van de kosten van de maatregel op ons. En van 2021 tot 2024 zullen we bijdragen voor 75% van de totale kosten”, besluit de Brusselse minister.

Drie opwaarderingen in 20 jaar

Sinds het begin van de jaren 2000 zijn de lonen van de gemeentelijke werknemers driemaal aanzienlijk opgewaardeerd dankzij een tussenkomst van het Gewest. In 2001 kregen alle plaatselijke ambtenaren 2% meer loon, waarvan 1% ten laste van het Gewest. In 2005 vond de tweede opwaardering plaats voor de plaatselijke ambtenaren met hoogstens een diploma van het basisonderwijs (niveaus E en D). Zij kregen 3% meer loon, waarvan 2% ten laste van het Gewest. En in 2007 werd de derde opwaardering doorgevoerd voor de plaatselijke ambtenaren met een diploma van het hoger middelbaar onderwijs (niveau C). Zij ontvingen 3% meer, waarvan ook 2% ten laste van het Gewest.

Premie van 500 euro voor werknemers Brusselse plaatselijke besturen

Persbericht

Op voordracht van Bernard Clerfayt wordt 15 miljoen euro vrijgemaakt om een eenmalige premie van 500 euro toe te kennen aan alle werknemers die werken bij de Brusselse plaatselijke besturen (gemeenten en OCMW’s). Op die manier wordt de koopkracht van bijna 3.000 ambtenaren versterkt.

Sinds het begin van de jaren 2000 zijn de lonen van de gemeentelijke werknemers driemaal aanzienlijk opgewaardeerd dankzij een tussenkomst van het Gewest. In 2001 kregen alle plaatselijke ambtenaren 2% meer loon, waarvan 1% ten laste van het Gewest. In 2005 vond de tweede opwaardering plaats voor de plaatselijke ambtenaren met hoogstens een diploma van het basisonderwijs (niveaus E en D). Zij kregen 3% meer loon, waarvan 2% ten laste van het Gewest. En in 2007 werd de derde opwaardering doorgevoerd voor de plaatselijke ambtenaren met een diploma van het hoger middelbaar onderwijs (niveau C). Zij ontvingen 3% meer, waarvan ook 2% ten laste van het Gewest.

“Het is meer dan 12 jaar geleden dat de lonen van de plaatselijke ambtenaren werden opgewaardeerd. En voor de hoogste niveaus meer dan 20 jaar geleden. Ze staan niet op gelijke voet met de ambtenaren van de andere machtsniveaus. Tal van gemeentelijke ambtenaren ruilen het plaatselijke niveau voor de gewestelijke of federale overheidsdiensten. Bijgevolg heeft de Brusselse Regering zich ertoe verbonden om in 2020 15 miljoen euro vrij te maken, alsook 22,5 miljoen euro in 2021, 33,8 miljoen euro in 2022, 45 miljoen euro in 2023 en 56,3 miljoen euro in 2024, of ruim 170 miljoen euro over de hele legislatuur”, stelt Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen.

In 2020 wordt de 15 miljoen euro omgezet in een eenmalige premie van 500 euro voor de zowat 30.000 werknemers van de gemeenten en de OCMW’s. Waarom? Om te vermijden dat er nieuwe salarisschalen met terugwerkende kracht moeten worden goedgekeurd die een omslachtige herziening van de salarissen door de gemeentelijke personeelsdiensten vereisen. De verdeling van de 15 miljoen euro tussen de gemeenten is gebeurd op basis van het aantal voltijdsequivalenten.

Zoals bij de vorige opwaarderingen zal een deel van de premie ten laste zijn van de werkgevers van de plaatselijke ambtenaren, namelijk de gemeenten. Zij hebben zich nooit verzet tegen hun bij te dragen aandeel. Integendeel: 18 van de 19 gemeenten hebben, door middel van een in de gemeenteraad goedgekeurde motie, geoordeeld dat de looneisen legitiem waren. Zij hebben zich er dan ook onvermijdelijk toe verbonden om een deel ervan te financieren. Het Gewest is overigens nooit tussengekomen voor het volledige bedrag.

“Het Gewest is nog nooit zo massaal tussengekomen voor de gemeentelijke medewerkers. In 2020 nemen we bijna 87% van de kosten van de maatregel op ons. En van 2021 tot 2024 zullen we bijdragen voor 75% van de totale kosten”, besluit de Brusselse minister.

Meer info?
Pauline Lorbat – 0485 89 47 45

Controle gemeentelijke vzw’s effectief op 1/12

Actualiteit
Controle gemeentelijke vzw’s effectief op 1/12

We herinneren ons het schandaal bij Samusocial. De parlementaire onderzoekscommissie wees op het belang van de controle die moet worden uitgeoefend op de gemeentelijke vzw’s.

Deze gemeentelijke vzw’s beheren activiteiten die zeer nuttig zijn voor de Brusselaars zoals sportcentra, zwembaden, preventiediensten, etc.

Op voordracht van de vorige regering heeft het Brussels parlement een ordonnantie goedgekeurd om deze bijna 130 gemeentelijke vzw’s transparanter te maken en om een efficiënte controle over hun beheer uit te oefenen.

Op vrijdag 2 oktober heeft het Parlement een ordonnantie goedgekeurd die voorbereid werd door de minister van Plaatselijke Besturen, Bernard Clerfayt, en artikel 100 wijzigt.

Waarom deze wijziging?

Een bepaald aantal verplichtingen die opgelegd worden aan de gemeenten vereist dat de statuten van al deze gemeentelijke vzw’s conform worden gemaakt. In de ordonnantie werd in eerste instantie de termijn van 1 september 2020 vastgesteld.

Het spreekt voor zich dat, met de verplichtingen waarmee de gemeenten geconfronteerd werden tijdens de gezondheidscrisis en de onmogelijkheid tijdens de lockdown om de raden van bestuur van de gemeentelijke vzw’s bijeen te roepen, de procedures voor het conform maken van de statuten niet voor deze datum voltooid konden worden.

In de statuten moet de verplichting worden toegevoegd om een lid van de gemeentelijke oppositie in de structuur op te nemen, de gendergelijkheid na te leven, een beheersplan uit te werken dat goedgekeurd werd door de gemeenteraad, maar ook om alle beslissingen van de organen van de vzw’s te bezorgen aan het Gewest, gaande van de pv’s van de raden van bestuur tot de overheidsopdrachten.

Voor de minister van Plaatselijke Besturen was er geen sprake van om de minste onduidelijkheid te laten bestaan over de noodzaak om tegemoet te komen aan de nieuwe verplichtingen. Om die reden achtte hij het belangrijk om via ordonnantie de nieuwe termijn van 1 december 2020 vast te stellen.

“Dat was een terecht verzoek in het licht van het beheer van de gezondheidscrisis die de gemeenten een grote werklast heeft bezorgd”, motiveert Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen.

De controle van de gemeentelijke vzw’s zal effectief zijn vanaf 1 december.

Gezien de hoeveelheid te verwerken dossiers, en om de controle zo snel mogelijk effectief te laten zijn, werd de verplichting om de documenten in extenso over te maken, tijdens een overgangsperiode van 24 maanden, opgeschort. De listings van de akten zullen wel via de gemeenten overgemaakt worden aan het gewestelijke bestuur.

“De beheersakten van de organen van de vzw’s zullen bezorgd moeten worden aan de gemeentebesturen en zullen op transparante wijze toegankelijk blijven voor alle gemeenteraadsleden. Gedurende twee jaar zal het toezicht deze akten niet automatisch ontvangen, maar het zal steeds toegang hebben tot de akten en ze kunnen controleren. De gemeentelijke vzw’s zullen dus controleerbaar en gecontroleerd blijven”, besluit de Brusselse minister.