Plaatselijke besturen: duur van uitbetaling bij ziekte regelen voor burgemeesters en schepenen

Actualiteit
Fotomontage van architecturale elementen van de 19 gemeentehuizen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Op voorstel van Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen, heeft de Regering in eerste lezing een ontwerp van ordonnantie goedgekeurd tot regeling van de wedde van burgemeesters en schepenen bij ziekte.

“Momenteel ontvangt de zieke burgemeester zijn wedde voor onbepaalde tijd, terwijl zijn vervanger, die de functie daadwerkelijk vervult, zijn wedde niet ontvangt. Het is tijd om een ​​oude regeling te veranderen en een evenwichtig kader te creëren dat voorziet in de vervanging van de langdurig zieke burgemeester na drie maanden”, merkt Bernard Clerfayt op.

Wedde gedurende drie maanden

Met andere woorden: de burgemeester van wie de afwezigheid wordt gedekt door een medisch attest, ontvangt zijn wedde voor maximaal drie maanden. Vervolgens valt de mandataris onder het voor hem geldende socialezekerheidsstelsel. De waarnemend burgemeester ontvangt de aan de functie gekoppelde wedde pas na het verstrijken van de onafgebroken periode van drie maanden.

Ongekende situatie aan basis van verandering

De bijzondere situatie van de burgemeester van de gemeente Vorst bracht een leemte in de gemeentewet aan het licht: de loonperiode wordt er niet beperkt. Stéphane Roberti, de toenmalige burgemeester van Vorst, trok zich in november 2020 namelijk terug uit het actieve politieke leven wegens ziekte. Zoals voorzien in de gemeentewet blijft hij zijn wedde als burgemeester ontvangen. Dit zorgde voor discussie omdat de waarnemend burgemeester in deze situatie de aan zijn nieuwe functie gekoppelde wedde in geen geval kan ontvangen.

Deze situatie, ongekend in het Brussels Gewest, heeft de Brusselse uitvoerende macht ertoe aangezet om de geldende wetgeving betreffende de verhindering of afwezigheid van lokale uitvoerende mandatarissen te herzien.

Hoe zit het met de regelgeving in de andere gewesten?

In Wallonië worden twee weddes uitbetaald (aan de zieke burgemeester en aan zijn vervanger), terwijl in Vlaanderen de mandataris vanaf de eerste dag van zijn ziekte niets meer ontvangt.

Wedde van zieke burgemeester binnenkort beperkt tot 3 maanden

Persbericht

Op voorstel van Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen, heeft de Regering in eerste lezing een ontwerp van ordonnantie goedgekeurd tot regeling van de wedde van burgemeesters en schepenen bij ziekte. Een zieke burgemeester krijgt niet langer een wedde voor onbepaalde tijd: zij wordt namelijk beperkt tot 3 maanden.

In november 2020 trok Stéphane Roberti, de toenmalige burgemeester van Vorst, zich terug uit het actieve politieke leven. Een paar maanden later diende hij een eerste medisch attest in. En er volgden er nog. Hierdoor kon hij, zoals aangegeven in de Nieuwe Gemeentewet, zijn volledige wedde als burgemeester blijven ontvangen.

Deze situatie, ongekend in het Brussels Gewest, heeft de Brusselse uitvoerende macht ertoe aangezet om de geldende wetgeving betreffende de verhindering of afwezigheid van lokale uitvoerende mandatarissen te herzien.

Vandaag kan een zieke burgemeester zijn wedde voor onbepaalde tijd blijven ontvangen. Straks is dat niet meer het geval. Het ontwerp van ordonnantie dat bij de Regering op tafel ligt, heeft tot doel de wedde van de burgemeester met een medisch attest te beperken tot drie maanden.

Met andere woorden: de burgemeester van wie de afwezigheid wordt gedekt door een medisch attest, ontvangt zijn wedde voor maximaal drie maanden. Vervolgens valt de mandataris onder het voor hem geldende socialezekerheidsstelsel.

De waarnemend burgemeester ontvangt de aan de functie gekoppelde wedde pas na het verstrijken van de onafgebroken periode van drie maanden.

“Momenteel ontvangt de zieke burgemeester zijn wedde voor onbepaalde tijd, terwijl zijn vervanger, die de functie daadwerkelijk vervult, zijn wedde niet ontvangt. Dit zorgt voor een domino-effect, aangezien het gemeenteraadslid, dat ter vervanging van de schepen een uitvoerende functie heeft gekregen, ook de wedde die aan zijn nieuwe functie is gekoppeld, niet zal kunnen ontvangen. Om dit onrecht te herstellen, verander ik de regel”, besluit Bernard Clerfayt.

Meer info?
Pauline Lorbat - 0485 89 47 45

Stand van zaken halfweg mandaat voor de bevoegdheid plaatselijke besturen

Alle Brusselaars moeten dezelfde rechten hebben en dezelfde dienstverlening genieten, ongeacht de gemeente waar ze wonen. Daarom organiseert, controleert, financiert en adviseert het Brussels Gewest de plaatselijke besturen op zijn grondgebied.

Baremieke verhoging voor gemeentelijke medewerkers

Het is bijna 20 jaar geleden dat het Brussels Gewest, de gemeenten en de vakbonden zijn beginnen onderhandelen over de verbetering van het statuut van het gemeentepersoneel, zonder evenwel tot een akkoord te komen. Intussen is de zaak wel beklonken: bij het begin van de legislatuur werden de besprekingen hervat en zij leidden al snel tot een overeenkomst in het najaar van 2021. Resultaat: de salarissen van de gemeentelijke medewerkers zullen tot 2024 stijgen tot het niveau van hun Vlaamse en Waalse collega's. Het gaat om extra nettoloon voor duizenden werknemers.

Vier maatregelen om plaatselijke bestuur te verbeteren

De hervorming van het plaatselijke bestuur is noodzakelijk en bevorderlijk voor de herwaardering van het statuut van de lokale mandataris. Het is in deze context dat de Brusselse Regering het eens is geworden over 4 belangrijke maatregelen om het plaatselijke bestuur en het beheer van de gemeenten te verbeteren.

Ten eerste komen er voltijds lokaal verkozenen. Momenteel zijn er 11 mandatarissen op gemeentelijk niveau (burgemeester, schepen en OCMW-voorzitter) die ook een functie als parlementslid bekleden. Vanaf 2024 zal dit niet langer toegestaan worden, waardoor de betrokkenen gedwongen zullen worden een keuze te maken.

Ten tweede zal het aantal schepenen worden verminderd. Tijdens de volgende ambtsperiode zullen de gemeentelijke colleges één schepen minder tellen. De gemeenteraad zal echter de mogelijkheid hebben om het aantal schepenen met meer dan één te verminderen, indien de raad dat wenst.

Ten derde zal het statuut van de burgemeesters en de schepenen worden opgewaardeerd. De bedragen nog moeten worden vastgesteld.

Tot slot zal het statuut van de gemeenteraadsleden worden opgewaardeerd: vanaf 2024 zal hun presentiegeld worden verhoogd. Het zal variëren tussen 100 en 200 euro bruto.

Modernisering van de Nieuwe Gemeentewet

De Nieuwe Gemeentewet (NGW) is de wettekst die de werking van de gemeenten regelt. Nieuw? Niet echt, want hij is sinds 1988 van toepassing. Aldus werden bepaalde wijzigingen aangebracht aan de NGW om de wet het digitale tijdperk binnen te loodsen: de gemeenteraden en de gemeentecolleges kunnen via videoconferentie plaatsvinden en de elektronische handtekening werd ingevoerd.

Nieuwe middelen voor gemeentelijke sportinfrastructuur

De vorige Regering had de lancering aangekondigd van een driejarenprogramma ter waarde van 47 miljoen euro voor de financiering van de gemeentelijke sportinfrastructuur. Deze aankondiging, die vlak voor het einde van de legislatuur werd gedaan, kon echter nooit geconcretiseerd worden, omdat de nodige begrotingsmiddelen niet beschikbaar werden gesteld. De huidige Regering is er echter in geslaagd nieuwe middelen te vinden om de sportinfrastructuur te financieren:

  • 10 miljoen euro om de renovatie van synthetische velden op te starten en te voltooien;
  • 1,6 miljoen euro om de inkomstenderving op te vangen na de sluitingen en de beperkingen in verband met het beheer van de COVID-crisis;
  • 2 miljoen euro voor de inrichting of renovatie van sportterreinen in de gemeenten. 24 terreinen werden gerenoveerd of gecreëerd;
  • 50 miljoen euro over 4 jaar (2021-2025) voor de financiering van gemeentelijke sportinfrastructuurprojecten;
  • 45 miljoen euro voor de financiering van een nieuw driejarig investeringsplan voor lokale sportfaciliteiten.

30 miljoen euro voor de OCMW’s (beheermaatregel COVID-crisis)

Door de COVID-crisis zijn sommige Brusselaars nog armer geworden. Als gevolg daarvan wenden steeds meer mensen zich voor hulp tot de OCMW's, die het hoofd moeten bieden aan verzoeken om sociale bijstand, met name voor het betalen van de huur en de rekeningen en inzake voedselhulp. Daarom heeft de Regering 30 miljoen euro vrijgemaakt voor de OCMW's om extra personeel aan te werven, bijkomende sociale steun toe te kennen en nieuwe dienstverlening te ontwikkelen voor een kwetsbaar publiek.

1 miljoen euro om het vervoer van 65-plussers naar de vaccinatiecentra terug te betalen (COVID-maatregel)

Zowel bij de aanpak van de crisis als bij de vaccinatiecampagne kon het Gewest rekenen op het werk dat door de 19 Brusselse gemeenten werd uitgevoerd. Als buurtactoren bij uitstek hebben ze hun inspanningen verdubbeld om de maatregelen uit te voeren die het Overlegcomité en de Brusselse Regering namen. Een van deze maatregelen bestond erin de oudere mensen naar de vaccinatiecentra te brengen. De Brusselse Regering stemde bijgevolg in met de toekenning van een subsidie van één miljoen euro om de Brusselse gemeenten die dit gratis vervoer verzekerden, financieel te ondersteunen.

Burgemeesters of schepenen die langdurig ziek zijn

Persartikel
Clerfayt wil loon langdurig zieke burgemeesters herzien

Uittreksel uit het artikel verschenen in Bruzz

Minister van Lokale Besturen Bernard Clerfayt (Défi) kondigt een wijziging van de gemeentewet aan, die de verloning beter moet regelen van burgemeesters of schepenen die langdurig ziek zijn.

[…] Om dit soort discussies in de toekomst te vermijden, kondigt Clerfayt wel een wijziging aan van de gemeentewet. Die moet de verloning van langdurig zieke schepenen of burgemeester beter regelen. Hoe die regeling er dan precies zal uitzien, en of langdurig zieke mandatarissen dus minder loon zullen krijgen, vertelde Clerfayt er niet bij.

Het ontwerp van ordonnantie zal donderdag besproken worden door de regering. Daarna moet het naar de Raad van State en kan het worden goedgekeurd in het parlement.

Lees meer op de website

Gewestelijke steun aan Brusselse gemeenten beter verdelen

Actualiteit
Gewestelijke steun aan Brusselse gemeenten beter verdelen

“Het verschil in middelen tussen de gemeenten bedraagt 1 tot 3. Dat is enorm. Bijgevolg is het vermogen van de gemeenten om de basisdiensten te verzekeren niet identiek. Het financieringsmechanisme van de Brusselse gemeenten is niet voldoende gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. Het moet worden herzien om beter rekening te kunnen houden met de verschillen tussen de gemeenten en hun sociaal-economische realiteit. Dat is een kwestie van cohesie voor het Gewest en van billijkheid tussen de burgers”, benadrukt Bernard Clerfayt, de Brussels minister van Plaatselijke Besturen.

Grote verschillen tussen de gemeenten

Op vraag van de minister werd een momentopname gemaakt van de begrotingsbedragen die van het Gewest naar de gemeenten werden overgeheveld, alsook een vergelijkend onderzoek van de financiële middelen van de 19 gemeenten. Het doel bestond erin te weten te komen of de gemeenten over dezelfde middelen beschikken om diensten aan de inwoners te verlenen. Resultaat: dat is niet het geval, en het is beter om in Sint-Gillis te wonen dan in Ganshoren of in Elsene dan in Anderlecht.

De verdeling van de beschikbare middelen per inwoner spreekt boekdelen in termen van ongelijkheid. Aldus stellen we vast dat de Stad Brussel over 3.591 euro per inwoner beschikt en Ganshoren over 1.226 euro per inwoner. Tussen die twee in en in de middenmoot liggen Elsene (1.986 euro/inwoner), Sint-Gillis (2.153 euro/inwoner) en Etterbeek (1.841 euro/inwoner). We zien ook dat de gemeenten voor verschillende belastingtarieven kiezen (voor de personenbelasting en de onroerende voorheffing) in functie van hun financiële situatie.

Hefbomen voor een rechtvaardigere verdeling tussen de Brusselse gemeenten

Er zijn verschillende pistes mogelijk. De eerste bestaat erin de criteria voor de algemene dotatie aan de gemeenten te herzien om deze verschillen te verkleinen, zoals in het regeerakkoord werd toegezegd. De tweede piste beoogt de andere mechanismen voor de subsidiëring van de gemeenten aan te passen in functie van hun financiële situatie. De voor elke subsidie toegepaste percentages zouden afhankelijk worden van een criterium dat verband houdt met de financiële draagkracht van de gemeente. Ten slotte zou voor elke subsidie aan de Brusselse gemeenten systematisch een criterium gehanteerd moeten worden dat gekoppeld is aan het aantal inwoners die, uiteindelijk, de eerste begunstigden zijn.

“Wanneer het Gewest optreedt ten gunste van de gemeenten, gaat het ervan uit dat alle gemeenten over dezelfde financiële draagkracht beschikken. Dat is duidelijk niet het geval. De éne gemeente is de andere niet: ze verschillen in omvang (tussen 20.000 en 180.000 inwoners) en beschikken over verschillende financiële middelen die berekend worden per inwoner (verschillen van 1 tot 3)”, stelt Bernard Clerfayt.

Ter herinnering: de gemeentelijke financiën zijn samengesteld uit enerzijds hun eigen inkomsten (aanvullende belastingen, fiscale inkomsten en diensten), en anderzijds uit de algemene dotatie aan de gemeenten (ADG) die door het Brussels Gewest wordt betaald, alsook subsidies die worden toegekend volgens de verwezenlijkingen of investeringen.

Dit zou u ook kunnen interesseren:

Financieringssysteem van Brusselse gemeenten moet voor meer solidariteit zorgen

Persbericht

Op vraag van Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen, werd een momentopname gemaakt van de begrotingsbedragen die van het Gewest naar de gemeenten werden overgeheveld, alsook een vergelijkend onderzoek van de financiële middelen van de 19 gemeenten. Het doel bestond erin te weten te komen of de gemeenten over dezelfde middelen beschikken om diensten aan de inwoners te verlenen. Resultaat: dat is niet het geval, en het is beter om in Sint-Gillis te wonen dan in Ganshoren of in Elsene dan in Anderlecht.

In het regeerakkoord van de Brussels Regering staat dat “de Regering het systeem voor de financiering van de algemene dotatie aan de gemeenten zal behouden en zij op basis van het verslag over de geldstromen het raderwerk van dat systeem zal aanpassen om de verschillen tussen de gemeenten bij te sturen”.

Dat verslag werd zojuist gepubliceerd. Daarin vinden we met name de middelen waarover de gemeenten per inwoner beschikken. Deze zijn enerzijds afkomstig uit hun eigen inkomsten (belastingen en diensten), en anderzijds uit de algemene dotatie aan de gemeenten die door het Brussels Gewest wordt betaald. Aldus stellen we vast dat de Stad Brussel over 3.591 euro per inwoner beschikt en Ganshoren over 1.226 euro per inwoner. Tussen die twee in en in de middenmoot liggen Elsene (1.986 euro/inwoner), Sint-Gillis (2.153 euro/inwoner) en Etterbeek (1.841 euro/inwoner). We zien ook dat de gemeenten voor verschillende belastingtarieven kiezen (voor de personenbelasting en de onroerende voorheffing) in functie van hun financiële situatie.

De algemene dotatie aan de gemeenten wordt evenwel geacht deze buitensporige verschillen te corrigeren. “Het verschil in middelen tussen de gemeenten bedraagt 1 tot 3. Dat is enorm. Bijgevolg is het vermogen van de gemeenten om de basisdiensten te verzekeren niet identiek. Het financieringsmechanisme van de Brusselse gemeenten is niet voldoende gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. Het moet worden herzien om beter rekening te kunnen houden met de verschillen tussen de gemeenten en hun sociaal-economische realiteit. Dat is een kwestie van cohesie voor het Gewest en van billijkheid tussen de burgers”, benadrukt de Brusselse minister.

Er zijn verschillende pistes mogelijk. De eerste bestaat erin de criteria voor de algemene dotatie aan de gemeenten te herzien om deze verschillen te verkleinen, zoals in het regeerakkoord werd toegezegd. De tweede piste beoogt de andere mechanismen voor de subsidiëring van de gemeenten aan te passen in functie van hun financiële situatie. De subsidiepercentages zouden afhankelijk worden van een criterium dat verband houdt met de financiële draagkracht van de gemeente. Ten slotte zou voor elke subsidie aan de gemeenten systematisch een criterium gehanteerd moeten worden dat gekoppeld is aan het aantal inwoners die, uiteindelijk, de eerste begunstigden zijn.

“Wanneer het Gewest optreedt ten gunste van de gemeenten, gaat het ervan uit dat alle gemeenten over dezelfde financiële draagkracht beschikken. Dat is duidelijk niet het geval. De éne gemeente is de andere niet: ze verschillen in omvang (tussen 20.000 en 180.000 inwoners) en beschikken over verschillende financiële middelen die berekend worden per inwoner (verschillen van 1 tot 3)”, stelt Bernard Clerfayt.

De volledige studie hier raadplegen

Meer info?
Pauline Lorbat - 0485 89 47 45

Toegang tot vaccinatiecentra vergemakkelijken voor senioren

Actualiteit
Toegang tot vaccinatiecentra vergemakkelijken voor senioren

Een subsidie ​​van een miljoen euro is voorzien om 65-plussers gratis naar de vaccinatiecentra te vervoeren. Het Brussels Gewest steunt de 19 gemeenten in verhouding tot het percentage 65-plussers dat aanwezig is op hun respectieve grondgebied.

 “In het Brussels Gewest zijn er 159.593 mensen van 65 jaar en ouder. 86% van hen ontving twee vaccindoses. Vaccinatie is ook onze belangrijkste bescherming tegen COVID-19. Door 1 miljoen euro vrij te maken voor gratis vervoer van ouderen naar de vaccinatiecentra, helpen we niet alleen de meest kwetsbare mensen te beschermen, maar ondersteunen we ook de gemeenten bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van COVID-19”, merkt Bernard Clerfayt op.

Ondersteuning door gemeenten reeds effectief

Op voorstel van Bernard Clerfayt, de Brusselse minister van Plaatselijke Besturen, heeft de Brusselse Regering de toekenning van een subsidie van 1 miljoen euro goedgekeurd om de Brusselse gemeenten die gratis vervoer voor senioren naar de vaccinatiecentra hebben verzekerd, financieel te ondersteunen.

De Brusselse gemeenten waren, vanaf het begin, van de partij om de coronacrisis te beheren. Door de bewustmakings- en preventieacties uit te breiden, hebben ze ook een belangrijke rol gespeeld in de vaccinatiecampagne. Als lokale actoren bij uitstek hebben de gemeenten soms de kosten gedekt voor het vervoer van 65-plussers naar de vaccinatiecentra.

In de praktijk

Omdat het voor ouderen niet altijd even gemakkelijk is om zich naar het vaccinatiecentrum te begeven, hebben de gemeenten verschillende systemen ingevoerd: taxicheques, collectief vervoer, enz. Vaak kunnen ouderen niet meer met de auto rijden, is het vaccinatiecentrum niet vlot te bereiken met het openbaar vervoer of te voet, of zijn het geïsoleerde mensen die niet op de hulp van familieleden kunnen rekenen om hen te brengen.